Slack

Een van mijn favoriete adviezen is cut yourself some slack. Wees niet te hard voor jezelf. Gun jezelf wat ruimte. Het hoeft niet in een keer perfect of fantastisch of zelfs goed. Ik zeg het vaak tegen vrienden en ik vind dat ik mijn eigen advies zelf altijd best goed opvolg.

Of nou ja. Ik vind nogal snel dat ik mezelf slack cut. Dat ik het al rustig aan doe. Dat er geen reden is om iets niet te doen of na te komen, want zoveel eis ik toch ook weer niet van mezelf.

Het kan behoorlijk nasty worden in mijn hoofd als ik vind dat ik niet voldoe aan die – in mijn eigen ogen – superlage verwachtingen. Dat is iets waar ik aan werk en waarover ik steeds beter tegen mezelf durf te zeggen: ‘Malin, je denkt nu wel dat je dit en dit doet (of laat), en dat het de normaalste zaak van de wereld is, maar is dat ook echt zo? Is dat echt de hoogte waarop je de lat wilt leggen voor jezelf?’

Nieuwe gewoonte

Zo dacht ik onlangs: een week moet ik deze ene nieuwe gewoonte toch wel makkelijk volhouden. Wat is nou een week? HOE MOEILIJK KAN HET NOU HELEMAAL ZIJN?!

En toen draaide ik me op mijn andere zij (het was al ’s avonds laat, zo gaat dat). Er scheen zwak licht door de gordijnen. Ik zag de maan, of eigenlijk zag ik een cirkel van licht waarvan ik wist dat het de maan moest zijn. Ik sprak mezelf toe. Is dit echt de kleinste stap die je kunt zetten? Of kun je het jezelf nóg iets makkelijker maken om die nieuwe gewoonte aan te leren, wat je zo graag wilt?

(terzijde: het mezelf makkelijk maken voelt als iets schandaligs, iets onnatuurlijks – alle glorie ligt in lijden of in ieder geval in afzien, zoiets)

Wat toen volgde, was niet per se een openbaring, dat is voor mijn gevoel meer iets dat je nog niet wist, maar het was wel bewust inzicht krijgen in mezelf. Ik was 38 jaar en 130 dagen oud, het was 23.47u op een niet eens zo heel koude decembernacht dat ik me realiseerde dat ik een keus had. Dat ik ook met één dag kon en vooral mocht beginnen en dat de wereld daar niet minder snel van zou gaan draaien.

Als het dan drie dagen goed gaat, is het bemoedigend, volgde als vanzelf de gedachte. Als het dan een dag níet goed gaat, weet je dat je na 1 nacht slapen het alweer opnieuw kunt proberen. Doe het rustig aan, het hoeft niet direct voor altijd perfect. Of zoals Lianne het treffend zei: you can’t hate yourself into a version you love.

Cut yourself some slack – and then some more.

Het zijn maar spullen

Het zijn maar spullen. Dat houd ik mezelf voor terwijl ik een half ledikant en een babymatrasje de trap afsleep.

Het zijn maar spullen. Dat hield ik mezelf voor toen ik een oproep op insta plaatste. De kinderwagen waar we lief en leed mee deelden, wilde ik niet verpatsen via Marktplaats.

Het zijn maar spullen, het voedingskussen, het meerijdplankje, de wieg.

Het zijn maar spullen die we voor mijn gevoel een half leven geleden uitzochten. Onwennige bijna-ouders als we waren, back in 2014.

De wieg haalden we op het laatste moment. Het ledikant dat we van een collega overnamen, was in mijn hoofd veranderd in een boxspring van 1 meter 80.

Onze pasgeborene zou er maar in verdrinken.

De kinderwagen die we van mijn schoonouders kregen. Ons ruimteschip, grapten we de eerste weken dat ‘ie – leeg – in de woonkamer stond.

Dat ruimteschip stond de afgelopen maanden te verstoffen op de gang. De witte wieg op zolder. Het ledikant in de kamer van Ole.  Een dankbare plek om kleding, boekjes en knuffels in te mikken, dat dan weer wel.

Er komt geen derde. Dat doet me meer pijn dan ik had verwacht en tegelijk heb ik moeite om mezelf die pijn toe te staan.

Ik héb toch twee gezonde kinderen? Ik hoef me niet meer voort te planten, de mensheid vergaat niet omdat ik niet nog een kind krijg.

Het is toch ook relaxter, nu ze 5 en 3 zijn. Ze slapen door ’s nachts, ze lopen zelf, smeren hun eigen boterham.

Waar moet je een derde laten? Dan moet de auto groter, een extra slaapkamer.

Om nog maar te zwijgen over de hoeveelheden brood die je dan moet gaan inslaan.

Ik weet het, maar mijn hart wil er niet aan. Het idee dat we samen iets unieks hebben gemaakt, iets nieuws met een heel leven voor zich. Dat het aan ons is om zo’n mensje te beschermen, op te voeden, los te laten.

Ik zou het graag weer doen, maar dan moeten we het wel sámen willen. Als niet samen… dan maar niet.

Vandaar dat die spullen, die bedjes voor elke fase, nu achterin een Toyota verdwijnen. Voor een andere derde, of een eerste of misschien nog wel een keer een tweede. Ik voel me net Oprah Winfrey als ik help inladen. Iedereen een kinderwagen!

De auto draait de hoek om en ons huis is weer wat leger. Mijn hart misschien ook wel een beetje.

Het waren niet zomaar spullen.

Het fluitje van Bjarne

Mijn oudste zoon (bijna, bijna is-ie 5) wil heel graag kunnen fluiten. Niet per se op zijn vingers, maar door zijn lippen te tuiten en dan te blazen. Maar ja: lippen tuiten voor een kusje is één ding, er geluid mee produceren is iets heel anders. Het was voor hem dan ook een grote bron van frustratie dat het zijn ouders en praktisch alle andere volwassenen wel lukt om zo te fluiten.

Totdat mijn vriendin Wendy langskwam.

Die vertelde Bjarne namelijk het volgende: ‘Als je wordt geboren, zit je fluitje nog in je tenen. En hoe ouder je wordt, hoe hoger het fluitje komt! Tot het bij je mond is en dan kun je fluiten.’

Dus nu krijgen we bijna dagelijks updates van Bjarne. ‘Mijn fluitje zit nu hier’, zei hij, wijzend naar zijn navel, twee dagen nadat Wendy er was. Vandaag zat het al in zijn keel.

Maar, zoals hij zelf al zei: ‘Het kan best nog weleens heel lang duren voordat ik écht kan fluiten’.

Rotterdam, wat was je warm

Ik kan nog lopen.

Dat was het enige dat ik kon denken na de finishlijn. ‘Ik kan nog lopen. Ik ben er nog. Ik heb het gehaald.’

Strompelend langs de flesjes water en sportdrank. Een medaille omgehangen krijgen. Foto maken. Verder strompelen. Appel aannemen en dan het finishvak uit. Ik haalde mijn tas op bij het afleverpunt en dook toen de koelte in van de omkleedruimte. Even zitten, even bijkomen.

Het was nodig, want damn, wat was het warm. Bijna 5 uur lopen onder een brandende aprilzon – tijdens het bijkomen achteraf verklaarde ik mezelf alsnog voor gek. Ik wist al wel dat ik niet de beste loper ben als het warmer is dan pak ‘m beet 15 graden. Mijn lichaam is er nog niet aan gewend. Tijdens de zomermaanden, toen mijn lijf dat wel was, merkte ik ook al dat ik het gewoon niet zo goed doe op hogere temperaturen.

Dat is helemaal niet erg tijdens een training, maar tijdens mijn eerste marathon had ik het liever íets koeler gehad. Gelukkig waren er veel water- en sponsposten onderweg. Gelukkig waren er een paar stukjes parcours met schaduw, voor de afwisseling. Gelukkig zorgde het prachtweer er wel voor dat mensen rijendik langs de kant stonden. In de laatste twee kilometers was dat goud waard hoor.

Renners verkleed als bruidspaar

Maar goed, dat wist ik allemaal nog niet, zeven uur eerder. Mooi op tijd in Rotterdam aangekomen, nog even gebuurt met de Ik Begin Vandaag matties, totdat #lacoach zei dat ze zenuwachtig werd omdat ik mijn tas nog niet had afgegeven. Met Mireille, Dianne en Mentha belandde ik uiteindelijk in het startvak voor wave 5. Van Lee Towers kreeg ik overigens helemaal niks mee (ben ik de enige?).

We hoorden hoe wave 3 en 4 voor ons mochten starten. Toen wij aan de beurt waren, dook ik toch nog maar even een dixi in voor een zenuwplasje. Ik ging alleen over de startlijn, maar kwam anderen onderweg een paar keer tegen. De eerste 5 kilometer gingen… rustig en eigenlijk wel lekker. Twee mannen liepen bij me in de buurt, verkleed als bruidspaar. Dat gaf veel bekijks en afleiding, helemaal toen een deelnemer achter ze ging lopen met een trompet (?!) die de bruidsmars kon spelen terwijl hij rende(?!!).

We draaiden een smalle weg op. Binnen een paar minuten kreeg ik flashbacks naar de Vierdaagse van Nijmegen, de weggetjes langs de Waal, de marcherende militairen die er langs wilden, de schuifelende blarenlopers die ik zelf wilde inhalen… Kortom: de paar kilometers die volgden, kostten me mentaal meer energie dan de rest van het parcours bij elkaar.

Toch had dat inhouden en nog meer inhouden een groot voordeel. Ik liep in ieder geval niet te hard. Rond kilometer 15 (zo herinner ik het me althans) werd het parcours weer breder en kwam de waterpost in zicht. Dat was het moment waarop ik dacht: ‘Oké, deze marathon gaat misschien niet zoals je had gedacht en gehoopt. Maar je bent er, je loopt nog, je benen willen. Als het niet gaat zoals het moet, dan moet het maar zoals het gaat.’

Als je benen maar blijven gaan

Het kostte me even om me daarbij neer te leggen. Dat het me uiteindelijk wel lukte, heeft me ontzettend geholpen. Ook het feit dat vriend, moeder en zoon 1 pas bij kilometer 30 stonden, bleek een goede keuze. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om te stoppen voordat ik ze gezien zou hebben. En na pak ‘m beet driekwart van de marathon opgeven… Niet als mijn benen nog gingen.

Die gingen nog, toen ik langs de kubuswoningen kwam en naar ze uit kon kijken. Even ervoor had ik de Erasmusbrug voor de tweede keer bedwongen (beduidend langzamer dan de eerste keer, haha) en weer daarvoor kwam ik coach Laetitia tegen. Wat ik eigenlijk al niet meer had verwacht, wat de high five extra fijn maakte.

Het moment dat je dierbare mensen ziet, zo langs de kant, die hun longen uit hun lijf schreeuwen voor je. Dat was een van de mooiste dingen van #demooiste. Looking at you, Alies L.

Weer gaan rennen, in de wetenschap dat je nog 12 kilometer moet en de mensen die aan de andere kant van de weg lopen die afstand al bedwongen hebben… Dat is een van de minder mooie dingen. Al kwam ik niet zozeer de man met de hamer tegen, geloof ik. Na kilometer 25 was mijn tempo al steady aan het dalen. De beweging van het rennen kostte me geen moeite, ik kreeg er alleen niet zoveel snelheid meer in. ‘Niet erg’, dacht ik bij mezelf. ‘Als je maar blijft gaan. Niet wandelen. Als je nu gaat wandelen, ben je nog drie uur bezig. Blijf lopen, blijf lopen, blijf lopen.’

Dus liep ik. Het Kralingse bos in. Langs de videoschermen (kilometer 34), met een half gelletje langs de waterpost (kilometer 35), met een halfslachtige grijns langs de cheering crews op kilometer 37 (inderdaad, bij het bord dat me naakte cheerleaders beloofde)(niet gezien, tegenvallertje). Vlak voor kilometer 40 liep ik achter ene Sanne. Sanne werd een paar honderd meter bijgestaan door een vriendin, die haar naar de plek praatte waar de halve wijk was uitgerukt om haar de laatste kilometers door te schreeuwen.

Ik heet natuurlijk geen Sanne, maar die golf van support en liefde en tof-heid had zoveel kracht dat hij mij ook optilde en meters meenam.

Zo’n marathon doet gekke dingen met je

En toen was ik alweer bij kilometer 40 en kon ik van mijn eigen supportteam genieten. Even een knuffel, kus, veel liefs en door. Ik heb in een kwartier nog nooit zo vaak mijn naam horen roepen. Nu wist ik zeker dat ik het zou redden, dat ik het rennend zou redden. En als een duveltje uit een doosje stond Laetitia daar weer. Met Ruut, die me verzekerde dat het er ‘heel goed uitzag!’. YEAH RIGHT RUUT, schreeuwde mijn hele lichaam. IK MOET NOG STEEDS 1,5 KILOMETER EN BEN AL EEN HALFUUR LANGER ONDERWEG DAN IK ZOU WILLEN.

Zo’n marathon doet gekke dingen met je.

De Coolsingel, met die ellendige traimrails. De finishboog. Hé-is-dat-niet-ja-verrek-het-is-Aboutaleb. Ik loop door. Wandel door. Strompel door. Ik ben er. Ik kan nog lopen. Ik heb het gehaald.

Gevonden: dé manier om een lange duurloop te verpesten

Van tevoren dacht ik nog: #lacoach kan leuk zeggen dat ik 20 kilometer moet lopen, ik maak er lekker 21,1 van. Een halve. Bekt lekkerder. Uiteindelijk was ik aan het einde van mijn duurloop blij dat ik überhaupt nog vooruit kwam.

Op het schema stond het mooi. De eerste 5k lopen alsof je net een ultramarathon achter de rug hebt. Slakkentempo dus! De tweede 5k mochten op marathontempo, 10-15k op halve marathontempo en de laatste 5 weer op marathonsnelheid. Dat kwam er uiteindelijk zo uit te zien:

strava duurloop eigenwijs

 

Mooi rijtje, toch? Klopt. De eerste helft van de training ging ook niet bizar slecht. Kijkend naar de kilometertijden ging zelfs driekwart van deze run best voorspoedig.

MAAR (die voelde je waarschijnlijk al aankomen) het vóélde absoluut niet alsof het voorspoedig ging. En dat kwam door een combinatie van de volgende factoren.

Eigenwijs, deel 1

Een lange duurloop, daar heb je niet alleen conditie voor nodig, maar ook brandstof. Eten, je weet. Gelletjes, banaantje, of iets anders dat je snel energie geeft en dat je makkelijk mee kunt nemen (ook niet onbelangrijk). Dat had ik niet gedaan. Misschien, heel misschien geldt als verzachtende factor dat ik mijn route expres langs een supermarkt had gepland. Ware het niet dat…

Eigenwijs, deel 2

… ik die supermarkt bij km6, toen ik nog als een zonnetje ging, voorbijliep met de gedachte: ik koop straks wel wat, op de terugweg. Er niet bij nadenkend dat ‘straks’ pas over 8k was en ik dus al ruim over de helft van mijn duurloop zou zijn voordat ik wat at. Er zullen mensen zijn die dat kunnen, die prima op een goed ontbijt lopen en dan bij thuiskomst wat bunkeren. Ik ben niet een van die mensen. Dat weet ik na twee halve marathons vrij zeker van mezelf. Waarom ik dan toch doorliep? Tja. Het idee dat het op dat moment prima ging. Het geringe ongemak van een reepje meesjouwen in je achterzak. De gedachte dat het veel lekkerder zou zijn om even op de terugweg te stoppen. Et cetera.

Eigenwijs, deel 3

Mijn tempo. Oi oi oi jongens, mijn tempo. Slakkengang is niet mijn favoriet, maar ik ben er de voordelen (en noodzaak!) van gaan inzien, dus ik begon daar braaf mee. Aan mijn coach had ik gevraagd wat mijn marathontempo eigenlijk is: 5:55 voor nu (dus 5 minuut, 55 seconden per kilometer). Ook dat ging best prima. Toen kwam het stukkie halve marathontempo. Voor het beeld: mijn pace bij de twee halve marathons die ik heb gelopen, lag boven de 6 minuten per kilometer. Die lopen gingen wel veel over het strand en over onverharde weggetjes, maar goed. Het idee dat ik opeens 5:30 zou kunnen lopen, gedurende ruim 21 kilometer, dat was toch wel wat dapper overmoedig.

Het was wel precies wat ik deed. Ik kwam er laatst achter dat mijn 10k tempo wel iets hoger lag dan de 5:40 die ik eerst voor ogen had. En dus, redeneerde ik voor mezelf, zou mijn hm-tempo op de weg ook best wel wat hoger zijn dan die 6:07 in Egmond. Wat vast wel waar is, maar 5:30? Damn, what was I thinking.

En dan nu het goede nieuws

Het is me wel gelukt, 5k lang! Haha #humblebrag.

Al is dat van korte duur

Want daarna was ik DEAUD. He-le-maal kapot. Ik stond gelukkig wel net voor de supermarkt waar ik uit arren moede een kinderbueno in mijn mik propte en van de lieve caissière een bekertje water kreeg. Om niet af te gaan voor de kantoormensen die net hun lunch haalden, rende ik lekker vlotjes weg – om na de eerste de beste hoek in te storten. Met lood in mijn benen en zware pijnlijke kuiten is het me gelukt die laatste kilometers af te maken. Ben nog nooit zo blij geweest dat ik mocht gaan wandelen.

Moraal van het verhaal: vergeet niet te eten. Dat maakt je training een stuk leuker en het herstellen ook. Ik ben nog nooit zo moe geweest van een lange duurloop, ook al at ik na thuiskomst de halve koelkast leeg.

Nee grapje, twee gebakken eieren en twee boterhammen. Heel beschaafd.

Over het leed dat de eerste pannenkoek heet – en hardlopen

De allereerste pannenkoek mislukt vaak. Negen van de tien keer is de pan nog niet heet genoeg. Met hardlopen werkt het voor mij net zo: de eerste kilometer gaat kut, omdat ik nog niet warm genoeg ben.

Een rondje hardlopen (of hard, who am I kidding) gaat bij mij meestal zo. Ik begin enthousiast met een sukkeldrafje naar het stoplicht. Vanaf dat punt kan ik vrij ongestoord doorlopen; die eerste 400 meter zijn zeg maar voor de vorm (een warming-up durf ik het niet te noemen). Daarna begint de ellende. Mijn ademhaling wil niet lekker, vage pijn in mijn knie, vage steek in mijn zij. Als een hijgend hert de wandelaars en hun hondjes inhalen, ze kijken nog net niet verwilderd op wie er met zo’n amechtige ademhaling voorbijkomt.

Niet nadenken

Ik vervloek mezelf de eerste kilometer altijd: waarom moest je nou zo nodig? Bij die en die ziet het er altijd zo makkelijk uit, waarom kan ik dat niet? Is dit überhaupt ergens goed voor?

En dan. Ja, dan komt een moment dat ik even níet nadenk. Dat duurt altijd maar heel kort hoor, een seconde ofzo. In dat moment gaat het opeens gewoon lekker. Ik kan hetzelfde tempo aanhouden. Mijn benen doen mee. Het zonnetje breekt door. En ook al ben ik na een minuut alweer het hijgende hert, die ene seconde trekt me er wel doorheen. Zet gewoon die voeten vooruit, een voor een.

De koekenpan is heet, zogezegd.

Mijn angst heeft een naam

Nooit of te nimmer zal ik duiken. Een paar meter diep zwemmen, terwijl je de bodem niet meer ziet? Nee, dank u. Dat is wel mijn grootste angst.

Mijn ergste nachtmerrie – de enige die ik me herinner – speelt zich af onder water. Ik ben aan het kayakken, of kanoën of zoiets. Onder water ja (heb ik al gezegd dat het een nachtmerrie was?). Op een gegeven moment komen we, mijn niet nader gedefinieerde gezelschap en ik, bij een klif aan.

Moet je voorstellen. Je zit al méters onder water, het is vrij donker en dan opeens zo’n afgrond, loodrecht naar beneden. Nachtmerrie als het is, peddelen we per ongeluk bijna over de rand heen. Dat was het moment zo’n beetje dat ik wakker werd, maar niet voordat ik in pure horror die onpeilbare donkere diepte in had gekeken.

Bathofobie

Van mijn collega Sophie leerde ik vandaag dat deze angst voor diepte een officiële naam heeft: bathofobie. Niet zoveel voorkomend als angst voor water (hoewel ik die na het zien van deze plaatjes ook opeens een stuk beter begrijp), maar toch schijnen best wel wat mensen er last van te hebben. Grappig: jaren heb ik rondgelopen met de angst naar aanleiding van de nachtmerrie, en dan blijkt er gewoon een stempel voor te zijn.

Ik heb het vooral met diep water. Hoogtes doen me niet zo heel veel. Daar krijg ik hoogstens achtbaankriebels van. Paragliden of die enorm hoge schommel in Nieuw-Zeeland: kom maar door.

Zodra er (veel) water in het spel is, haak ik af. Bathofobie hangt schijnbaar samen met de angst om te vallen en dat ervaar ik ook wel zo. Ik heb een keer gesnorkeld in Egypte in de Rode Zee. Prachtig helder water, de eerste pak ‘m beet 10 meter ondiep en toen liep de zeebodem opeens steil af.

Ik was gefascineerd door het zonlicht dat door het water kwam en tegelijkertijd doodsbenauwd omdat ik het gevoel had dat ik in het diepe water viel.

PS even iets heel anders: Eels komt met een nieuw album! Fingers crossed voor optredens in Nederland…

Verhuizen (voor volwassenen) (deel een)

Om tien over twee stonden ze voor de deur: de verhuismannetjes. Mét onze nieuwe keuken. Mannetje 1 (gezet en met bril) komt binnen, kijkt rond. “Ik heb nog wel iets meer ruimte nodig”.

Les 1 als je een keuken laat bezorgen: haal niet alleen de plek leeg waar je aanrecht komt, maar ook de rest van de kamer. Anders monteert het zo lastig. Gelukkig is de vloer al bijna helemaal gelegd, anders had ik ook nog 20 dozen lamelparket kunnen gaan versjouwen.

Dat zou ook niet voor het eerst zijn geweest, want verrassing verrassing, je sjouwt wat af tijdens de voorbereidingen op je verhuizing. Niet tijdens het overgaan zelf, ben je mal, daar hebben we mensen voor ingehuurd. In deze weken voor D-Day mogen we het nog lekker allemaal zelf doen. De pakken laminaat in de auto en weer eruit. De trap op. De workmate naar boven, de laminaatsnijder naar zolder, de emmers latex hebben het hele huis gezien, net als de klustrap.

Het maakt het hele proces ook wel weer leuk. Want je krijgt er spierpijn van. Niet veel, net genoeg om te denken ‘pfoei, ik voel mijn knieën wel’.

Wij zijn gewoon makelaar

Ik bedacht me vanmiddag nog iets typisch. We kregen afgelopen week een stel op bezoek met een van hun kinderen. Nou ja, op bezoek: op bezichtiging. Mijn vriend en ik leidden ze rond. Woonkamer. Balkon. Slaapkamer 1, 2 en ‘wow, dít is een grote slaapkamer’. De badkamer (‘er zit zelfs een bad in joh’). En wij maar glimlachen en informatie geven en zeggen hoe fijn het hier wel niet wonen was, met de supermarkt op een steenworp en zo lekker veel ruimte.

Vriend en ik keken elkaar aan toen ze weg waren. Het voelde net alsof we voor makelaar hadden gespeeld, alsof wij het huis kwijt moesten en deze mensen ervan moesten overtuigen dat het een TOPkeuze was. Gelukkig had ik nog iets negatiefs gezegd over de energierekening.

Hoe het ook zij, wie er ook na ons op deze 118 vierkante meter gaat wonen…. morgen wordt de keuken geplaatst. Dan wordt ons nieuwe huis al een klein beetje meer thuis en gaan we van sjouwen naar poetsen. Naar plintjes leggen en een nieuwe spiegel ophangen in de douche. De trap schuren, gordijnen kiezen en voor de eerste keer koken.

Ik heb er zin in.

PS best wonderlijk: van de drie emmers voorstrijk die we hadden gekocht, konden er 2 terug naar de bouwmarkt. Minstens zo wonderlijk was dat de fles parketlijm die goed zou zijn voor zo’n 30 vierkante meter (ongeveer de woonkamer) dat bij lange na niet redde. Verhuizen, een grote verwarring.

Lieve Ilja

Lieve Ilja,

Vandaag hoorde ik dat je dood bent en dat overviel me, zoals de dood voor zovelen onverwachts komt. Ik zou willen zeggen dat ik veel aan je gedacht heb de afgelopen jaren en dan zou ik liegen.

Af en toe kreeg ik een mail: ‘er is een nieuw weblog verschenen van de familie Anthonissen’. Dan las ik hoe Marleen en de kinderen en jij jullie leven leidden in Jeruzalem, glimlachte ik en bedacht me elke keer dat ik je toch zou moeten opzoeken als je weer eens in het land zou zijn.

Dat deed ik nooit.

En nu ben je er niet meer.

Je was mijn docent Latijn van 4 tot 6 vwo. We waren met een klein clubje, 8 of 9 leerlingen, ons kent ons. Bij jou kon altijd net even wat meer dan bij de anderen. Je kon hard met ons mee lachen, mooi vertellen, goed luisteren. Natuurlijk wilden we je weleens achter het behang plakken: wij waren pubers en jij een docent. Een jonge, goedgeklede, daar niet van, maar toch. Dan haalde je ons weer door de mangel omdat het examen over Caesar en zijn Gallische Oorlogen toch echt aanstaande was. Vonden we maar niks.

Genoten

Ilja, wat was je een mooi figuur. De ene dag kwam je in je leren broek naar school, de volgende dag in driedelig grijs. Ik dacht altijd dat je op mannen viel – niet omdat je dat zei, maar omdat je het nooit over een vriendin had. En toen… trouwde je met Marleen en mochten we op je bruiloft komen. Je woonde twee straten achter me toen ik op kamers ging. Jij verhuisde, ik kreeg je fauteuil en mijn moeder je koelkast. Met Marleen vertrok je naar Oezbekistan. Wat heb ik genoten van jullie verhalen, helemaal toen Marieke er eenmaal was en jullie gezellig met zijn drieën het hele land doortrokken (voor mijn gevoel dan).

Ik vond het lang wonderlijk dat je voor de kerk koos. Je heette Ilja en dat was niet voor niks zo, als ik je oud-collega Huub Derix mocht geloven. Tot ik je tegenkwam in Groningen, met Marleen en de kinderen. Je was nog steeds dezelfde, Ilja. Rustig, vriendelijk, geïnteresseerd. Het paste je. En wie was en ben ik om te oordelen over jouw leven?

Favoriet

Vanavond heb ik mijn fotoalbum weer eens afgestoft met foto’s van de Griekenlandreis, in 2000. We zouden eigenlijk naar Rome, maar ja, het heilige jaar. Dus het werd Griekenland, met Athene en Delphi, met bloedhitte en heel veel oude stenen. Ik weet nog dat je in de bus per se de walkman van Rik wilde, om nieuwe muziek te leren kennen. Misschien was je daarom wel mijn favoriete docent: omdat je ons als mensen behandelde en niet als leerlingen.

Ilja Anthonissen Ilja 3

Natuurlijk speelt ook mee dat je me kende toen mijn vader overleed. Ik zal nooit vergeten wat je toen voor me hebt gedaan. Het is heel egoïstisch, ik weet het, maar ik zou willen dat je er nog was, zodat ik je dat kon zeggen.

Zodat ik je kon bedanken, lieve Ilja. Voor al je kennis, wijsheid en kracht.

PS Voor wat het waard is: je dood heeft me weer eens met de neus op de feiten heeft gedrukt. We hebben niet het eeuwige leven. Het kan zomaar over zijn. Het is zo, zo belangrijk om mensen te laten weten dat je om ze geeft.

In dat opzicht hoop ik mijn hart op mijn tong te houden.

Even serieus: op Lowlands drink je geen kamillethee

Op de groene toer

Festivals zijn er voor heel veel dingen, maar niet om je in te houden. Met een beetje mazzel sta je donderdagmiddag al op de Lowlandscamping en heb je vervolgens bijna een halve week om lekker los te gaan. Zonder kamillethee. Want, laten we wel wezen, dat drinkt toch geen weldenkend mens op zo’n festival.

De dames van The Green Happiness vinden van wel. Neem vooral fruit mee, slaap genoeg (hoe dan?) en kook bij voorkeur je eigen ontbijt van havermout en havermelk, zijn in een notendop hun tips voor Lowlands. Hun goed recht natuurlijk, maar mij lijkt het niets aan. En niet echt haalbaar. En saai.

Dus:

Hoe overleef je Lowlands zo gezond en leuk mogelijk?

Campingtips:

  • Ga ervan uit dat je niet slaapt, die nachten. Dan kan het alleen maar meevallen als je het wél doet.
  • Je kunt een luchtbed meenemen en een slaapzak en een alpacawollen plaid voor over het voeteneinde. Of niet. Slapen lukt ook prima onder een partytent in zo’n gruwelijke opblaasstoel (als je maar moe genoeg bent). Anders is er altijd wel iemand die zijn luchtbed wil delen of een deken over heeft waarmee je het je soort van comfortabel kunt maken.
  • Zodra de zon opkomt wordt het gruwelijk heet in je tentje. Ja, dat is al om 7 uur. Dus nogmaals: ga er niet vanuit dat je veel slaapt op Lowlands.

Voor het slapen gaan:

  • Ik ben al blij als ik mijn eigen tent haal, laat staan dat ik dan nog ga zitten/liggen ouwehoeren.
  • Plus, weet je zelf hoe irritant het is als je wakker wordt van andermans geklets?
  • En nog belangrijker: HOE slecht is het idee om met je dronken harses nog het gasbrandertje te pakken voor een kopje kamillethee? Vuur, heet water, dat lijkt mij wel een no-go.

Douchen:

  • Is eigenlijk net als slapen: gewoon niet aan beginnen.
  • Met een beetje mazzel wordt het weer 35 graden en heb je twee keer per dag een watergevecht.
  • En anders regent het wel.

Foodtips:

  • Haal een paar blikken knakworst voor ontbijt.
  • Drink.
  • Eet.
  • Rave.
  • Repeat.
  • (succes met het vinden van iemand die met je mee terugloopt naar camping 6 om je zelfgemaakte dadelrepen weg te kauwen)

Food op het terrein:

  • Kies iets dat je er lekker uit vindt zien en waar de rij niet te lang is.
  • Laat al je vrienden in een andere rij staan en kom daarna weer bij elkaar. Is meer eten met minder moeite.

Muziektips:

  • Iggy Pop. Bonzai. Rundfunk.
  • Tove Lo. Kimbala. Carl Craig.
  • The Veils. Baloji. Jeff Solo.
  • Nee, die ken ik ook niet allemaal, maar het kan nooit erger zijn dan Sean Paul.

Wat je vooral wél moet doen? Plezier hebben en van de muziek genieten. Met je vrienden schor ouwehoeren in de 24-uurs tent. Spontane concerten in de doucheruimte beginnen. Maar maak je – wat mij betreft – alsjeblieft niet zo druk om welke thee je drinkt, hoeveel je slaapt, wat je eet en dat soort ongein.

PS Ieder zijn ding natuurlijk
PPS Alcohol drink je met mate en gaat niet samen met drugs – maar dat weten jullie ook wel